VAN KLEINE ZESHOEKEN. 149 XXXIV. Ik zal nochtans de voor- naamfte zwarigheden trachten te ont warren, welke hoofdzakelyk hier op uitkomen Ten eerften, dat de opgegevene ma nier voor een groot gedeeke geheel niet overeenftemt met de algemeene grond regelen die in het fortificeren dienen in acht genomen te wórden. Ten tweeden zoo fchynt hetdat de bolwerken op verre na niet ruim genoeg zyn om het noodige kanon en volk ter defenjie te konnen influiten veel min om voor de Infanterynaar behooren daar in te konnen ageren Ten derden zal men my tegenwerpen, dat myne voorgeftelde zeshoeken in evenredigheid des wals al te weinig ter-* rain influiten. XXXV. Wat nu de eer/Ie der ver- moedelyke tegenwerpingen betreft; ik noeme algemeene regels alle dezulke, die gegrond zyn in het algemeen begin- Zel van' den vesting-bouw, niet die ge ne, welke algemeene manieren van ves- K 3 tin-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 217