150 A. LIEFTINCK OVER 'T VERSTERKEN tingen te conflruêren voörfchryven. My- ne vestingen zyn van eenen geduurza- men tegenftand, en konnen met weinige bezettelingen een groot aantal van vy- andelyke benden afwerenwanneer men my het tegendeel zal hebben aange toond, dan zal men hebben bewezen, dat myne opgegevene manier in allen opzichte niet overeenkoomt met de al- gemeene grond-regelen van den vesting bouw. Ondertusfchen zal men derzel- ver voordeelen in de volgende nader betoogd vinden. XXXVI. Ten opzichte van de tweede zwarigheid is het my niet onbe wust, dat beroemde mannen zich heb ben toegelegd om de grootheid der hal ve keelen in de bolwerken door een maximum te bepalenten einde in de ba- /lions die ruimte te bekomen, welke zy, ten uiterflen genomen, konnen hebben. Van 'sgelyken, weet ik, is het eene Helling by zeer veelen zoo niet by allen aangenomendat de wydere halve kee len de beste zyn. Zydie de algemee- ne of heerfchende gevoelens niet blinde lings navolgenzyn echter niet gereed om vreemde en nieuwe Hellingen toe te Hem-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 218