VAN KLEINE ZESHOEKEN. I^X
ftemmen. Dies is het noodigdat ik de
zaak wat nader onderzoeke en betooge
en de denkbeelden trachte te ontvou
wen, die my moeten dienen tot eenen
grondflag myner bewysredenen.
XXXVII. Befchouwt men de rede
nen, waar uit de voorftanders van wy-
de halve keel-linien hunne bewysgron-
den ontleenenhet zyn niet anders dan
enkele toevalligheden trouwens wat
verdediging kan men hebben van eene
inbeeldige linie, welke geen deel is van
het bolwerk en de bewyzenwaar me
de men dezelve wil ftaven, zyn alleen-
ïyk byzondere redenendie niet nood-
zakelyk in een bolwerk plaats hebben.
Ik zal nochtans die alle niet ove' hoop
halen. Voornamelyk komen deze've
hier op uit, dat de deelen der bolwer
ken (wanneer men de overige omftan-
digheden gelyk veronderftelt) door wy-
dere keelen vergroot wordende groo
tere bolwerken nu, zegt men, zyn in
alle opzichten beter te verdedigen. Die
ftellinge is zoo algemeen aangenomen,
dat men het voor eene onnoodige zaak
aanziet dezelve te betoogen. Die ftellinge
nochtans fchynt regelrecht tegen myne
4 ge-