lp A. LIEFTINCK OVER 'T VERSTERKEN
gevoelens overgefleld, het welk my des
te meer verplicht om dezelve hier te
verhandelen.
XXXVIII. Indien men naauwkeu-
rig wil acht geven op het denkbeeld van
•verdedigingzal men bevindendat de
dejenfie hier in gelegen is, dat het eene
deel van de vesting uit andere deelen
kan gezien en befchoten worden; om
nu deze bepaling tot myn oogmerk aan
te wenden, zoo merke ik op, dat de
bolwerken (hoewel niet noodzakelyk)
beftaan uit twee facen en twee flanc-
quen, dat is, uit zulke deelendie voor-
namentlyk defenjie van nooden hebben
en uit zulke, die tot verdediging van an
dere wallen zyn toegefteld.
In deze heeft eene daadelyke defenjie
plaatsin gene vindt men alleen eene
Jydelyke verdediging,
XXXIX. Wil nu iemand beweren
dat grootere bolwerken in allen opzich
te met meerdere voordeelen zyn te ver
dedigen hy bedenkt nietdat 'er ook fa-
een aan de bolwerken gevonden worden,
welker vergrooting aan de aanvallers een
front geeft, waar van de voordeelen der