ï54 A. LIEFTINCK OVER 'T VERSTERKEN
XLI. Befchouwt men nu uit die
twee oogpunten myne zeshoeken, dan
zyn derzelver bolwerken zoo voordeelig
uitgedacht, als ze elders te vinden zyn.
En dewyl de defenjie uit de flancquen
gedaan wordt, welke hier zeer uitge-
ftrekt zyn, zoo bevatten myne bolwer
ken in overvloed ruimte genoeg om het
noodige kanon en volk ter defenjie te kon-
nen influiten. De enge halve keel-linie
kan hier in geene aanmerking komen,
dewyl dezelve in de bolwerken aan weer
kanten van de capitale lyn voor de Jianc-
quen eene breedte overlaat, die behal-
ven de borstwering meer als genoeg is
tot eenen wals-gang voor de kanonnen.
Alleenlyk op de facen kan hier niet veel
grof gefchut geplant wordenhet welk
nochtans voor een gebrek te rekenen
eene misvattinge iswaar van ik breeder
fpreke in de voorreden van het Plan van
eene nieuwe methode om rechte lynen te
verft er ken.
Ondertusfchen die myne bolwer
ken ter oorzake van de korte jacen
niet ruim genoeg oordeelt ter defen
jie, verraadt zyne denkbeelden, en
neemt niet in acht, dat de dejenjie uit