VAN KLEINE ZESHOEKEN. ï$0 heden aan dezelve toeflaan. Dunkt het nu iemand, dat in alle gevallen myne zeshoeken van geene applicatie zullen konnen zyn, ik heb 'er niets tegen, en wanneer ik in aanmerkinge neeme de ontallige byzonderhedendie de werk- daad der vestingen verzeilen, dan geloo- ve ik niet, dat 'er zulke verfterkings- methoden gevonden worden, van welke men dit niet zoude konnen zeggen. In myne vestingen evenwel is de wal in zynen omtrek zeer wydloopig ten op zichte van den grond, dien hy influit. Maar die deze tegenwerping behoorlyk wil ftavenzoude my eene zeshoekige vesting moeten vertoonen, waar in die zelfde grootheid der jlancquenen die zelfde fterkte plaatsheeft, en welke een. meerder terrain influit. Ondertusfchen merke ik op, dat het byzonder oogmerk van kleine jorten en kafteelen geenzints is, om daar in een aantal van burgers te doen wonenmaar om te verftrekken tot verblyf-plaatlèn voor de foldaaten, waar van een veel grooter getal in dezelve zich kan ont houden, dan wel ter verdediginge der vestinge van nooden is, Dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 227