168 J. MACQUET OVER DE
de fchriften der Geneesheeren als twee
byzondere kragten onderfcheiden. Ik
wil dit niet tegen fpreken, maar zal
tragtente toonen, dat alle de werkingen
der Nature zoo volmaekt overeenko
men met de werkingen van het Leven
dat alleswat men aan de Nature toe-
fchryft, niets anders is dan uitwerkin
gen des Levensen men door het waer-
nemen van dit laetfte alles kan verkla
ren dat anders geheel duister en niets
meer dan bloote woorden is. Ik wil ech
ter geenszins my verbeeldendat ik kan
verklaren, wat het Leven is. Wy be-
fchouwen daeglyks met verwondering
deszelfs werkingen, doch durven niet
bepalen wat het is. Dit oordeele ik
ook in deze verhandeling niet te moe
ten onderzoeken, waar ik het woord
Leven alleen gebruike om eene kragt
aen te duiden, welker uitwerking ik al
leen waerneme, even als de Natuerkun-
digen de zwaerte, aentrekking, traeg-
heid in de lichamen befchouwen.
Myn oogmerk alleen zynde de overeen
komst, die 'er tusfen de werkingen der
Nature en van het Leven is, en dat de
zelve niet meer dan èèn kragt maken,
te toonenen een juister en jbepaelder
denk-