I9Ö J. MACQUET OVER DE TWEEDE HOOFDSTUK. ]Fk hebbe getoond, dat de kragten der Nature in den gezonden ftaet geheel be rusten in het LevenDeze kragten ziet men nog duidelyker in de ziektenwan neer de Nature haer aenvoert om dezel ve te bevegten. Als zy tegen ziekte en dood kampt, bemerkt men verfchynfe- len en uitwerkingen, die de grootile Fi- lozoof uit het befchouwen der gezonde vermogens niet zoude hebben durven ver- wagten. Men ziet verfchynfelendie de menschlyke kragten fchynen te overtref fen. 't Is dan met de Natureals met het heir van Alexander gelegen. Elk merkte in dit een vermogen om te oorlogenmaer men kende eerst de deugd der Macedoonfche bendentoen zy de talryker legers der Perzianen bevogten. Darius vondt toen waer, het geen hem de Athenïenzer Charidemus gezegd hadt, dat hun Phalanx eene bende maekte, die ftand hieldt; daer man met man, wa pens met wapenen beladen warenzwen kende op den wenk des bevelhebbers (b). Zoo ziet men ook de kragten der Natu re (b) q. cuRTius Lib. III. Cap. 2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 266