2IO J. MACQUET OVER DE voren. De Cicuta was weder zyn toe vlucht doch nu vondt hy die gewen sch- te hulp niet meer. Hy nam haer dage- lyks tot een grooter veelheiden bege rig naer het levendat hy zeker van dit middel wagtte, nam hy 'erfomtyds zoo veel vandat hy duizelig werdt. De af gang, dien hy te voren onder het ge bruik van het geneesmiddel wel hadt ge had, verminderde, en hieldt eindelyk geheel op met fpanningen en winden. Van een gezet Lavement kreeg hy goe den afgang. Men hieldt eenigen tyd met het gebruik der Cicuta op. De ongeluk kige toeftand bleef dezelfde, en alle an dere geneesmiddelen bragten geene de minfte hulp aen. Het lichaem van den lyder was voor de rest tamelyk gezond. Hy hadt geen koortzedoch vermager de en verzwakte dagelyks. Zyn eenigst zeggen waskonde ik maer eeten. Men gaf wederom de Cicuta tot een dragma alle dagdoch zonder eenige verligting. De lyder, door honger verzwakt, werdt door eene flaepzucht overvallen, fter- vende, na dat deze drie dagen hadt ge- duerd, zonder koortze. Aenmerklyk vond ik hetdat het ExtraClum Cicutae alleen zoo veel uitwerking niet deedtals wan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 280