WERKENDE NATURE, 221 ziekte tegen zyrt, en men zoude hier by* na met de Stahlianen kunnen zeggen, dat de Nature een zeker oordeel bezat om het beste te kiezen ten minflen toont het, dat de ziel hief eenig deel aen heeft, en iets toebrengt tot dat derde wezen van. den mensch, de Nature of het Levert. Inheete, rotte,gallige koortzen hebben de lyders een' onverwinlyken alkeer van. vleescheierenen een' trek naer zure dingen. De eerfte voedzels gaen zeer fchielyk over tot bederf, en zouden de verrotting begunftigen, en de ziektever- meerderen, die het zuer tegengaet. Sorn- tyds worden meiskens, als de ftonden niet wel vloeien, door wonderlyke lus ten bevangen, en eeten kalkkryt, turf- molfemtheeblarenen andere oneetbare dingen. Deze lullen fchynen in den eer- ften opllag buitenfporig, en worden door fommigen aen grillige invallen der teere kunne toegefchreven. Doch als men die lichamen wat nader befchouwtzal men in dezelve eene verzwakking der vaste deelen en vooral der kokende ingewan den en in de eerlle wegen eene wateri ge zure Hof vinden. Om deze te ver beteren maekt de Nature een trek naer zuerbrekende dingen, en hierom eeten zy

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 291