236 B. TIEBOEL OVER DE wyze met eene bepaalde hoeveelheid fcheivocht voortgaanhoe men ook wil 'er zullen echter altoos noch veele onop geloste deeltjes in de uit te trekkene lichaa- men te rug blyven. Het ware wel moge- lykom, door eene herhaalde opgieting van fcheivochtmeerdere deeltjes te ont binden: doch, behalven dat eene zoo danige verflapping aan het oogmerk van een Tinctuur niet zou voldoenzou zy met tyd en vuurkwistingde Tincturen onnoodig kostbaarder maken. Verders gaan 'er op deze wyze veele der vlugfte deeltjes,zoo van de Spiritus als der ingrediëntenverloren. In deze gewone wyze komen twee hoofdzakelyke omftandigheden in over weging waar op wel dient gelet te wor den, wyl daar door anderzins een groot gevaar en nadeel kan ontftaan. Foor eerstDat men de kolf of Phi- ool niet te digt toefluite. Indien men ze te digt gefloten hadde, kan 't niet anders zyn, of de door de warmte uitgezette lucht, geen ruimte ge noeg vindende, zal het glas, als nietbe- ftand tegen het geweld dier uitzetting doen in {tukken berften. Deze onvoor zichtigheid is, meer dan eens, oorzaak go

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 306