2Ö2 B. TIEBOEL OVER DE Op de overgeblevene foeces, noch voch tig zynde door den aanhangenden Spiri- tusgoot ik op nieuw twee oneen van den- Zelfden voorloop, en behandelde de uit trekking als voren. De doorgelekte Tinttuur was fterk ge kleurd doch meer geelachtig. Eèn once hier van werdt met 115 on een water even zoo doorfchynende als de voorgaande. Ik perfte de te rug geblevene foeces zoo fterk uit als mooglyk was. Het over geblevene had een vuile donkere vio- letkleur welke kleur ook aan het lin nen was medegedeeld. De zelfftandig- heid was taay. Gedroogd zyndewas de kleur meer bruinachtig,had geen fmaak. Het woeg één drachma en twee fcrupels dus 'er vier fcrupels van de zelfftan- digheid van 3 drachma Gomlak noodig waren geweest om 6 oneen voorloop zoo fterk te tindureren Om te ontdekken wat 'er noch in de fosces te rug gebleven was, liet ik de zelve met vier oneen water op een fterk vuur in denPapiniaanfchen pot uittrekken. De ftoffe had zich onder dit trekken tot eene korst by één gezeten lag op de oppervlakte van het waterwaar aan mei)

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 332