272 B. TÏEBOEL OVER DE
kante meer zoo men in aanmerking
neemt.dat de famengeflelde Tincturen en
Elixers niet altoos bcftaan uit zoodanige
enkelde welker deelen alle door een
zelfden trap van warmte oplosbaar zyn
daar echter in de gewoone wyze van
trekkendiewelker deelen vast famen-
hangen, met die, welker famenhang losfer
is, een zelfden graad van warmte verkry-
gen.
Ik zalten befluitealhier noch mel
den het geen ik in het nemen dezer
proeven heb aangemerkt.
i. Dat men in 't nemen van naauw-
keurige proeven geen gemeenen brande-
wyn moet neemen, ten minften niet, zoo
dezelve bruinachtig is. Best is dat men
neme overgehaalden brandewyn met
Zuiver watervolgensgenonïene proeve,
tot den trap van goeden brandewyn ver-
flapt, De brandewyn, voornaamlykde
oude, heeft door het ftaan in eikenhou
ten fusten, eenige harstachtige en andere
deeltjes van het eikenhout ontbonden en
tot zich genomenen daar deze deeltjes
wanneer de proef Tinctuur wordt uitge
dampt,te rug blyven, kan men,voornaam-
lyk by zeer aandoenlykenniet naauw-
jkeurig op het overblyfzel ftaat maken.