XXVIII dan ook aan ieder derzelven eene zilveren medaille is toegewezen. Het Genootfchap vertrouwtdatnaar mate blykbaar wordt op welke eene edelmoedige wyze het zelve deze uitlokkende eere-pryzen toevoegt, de lust om naar dezelve te dingen ook algemeener zal wordenen verwacht de blyken daar van te ondervinden in de ant woorden op de vraag, opgegeven ten jaare 1769 om voor den eerften Mey 1771 te be antwoorden IMelke zyn de redenen der mee- nigvuldige vallen of grondbraken in de zee-dy- ken, voornamelyk die der Provincie Zeeland en op welke wyze kannen dezelve best voorgeko men of daar zynd.e fpoedigst en minst kostbaar herjïel/d worden Thans fielt het Genootfchap voor lot eene vraag om voor den eerften Mey 1772 te be antwoorden: Mag een Natuur-Onderzoeker uit de reeds gemaakte waarnemingen, en proef-on- dervindingen verdere gevolgen trekken ter uit- vorfchinge van de noch onbekende oorzaaken der verfchyiifelen? zoo ja, hoe verre mag hy daar in voortgaan en welke regelen moet hy daar omtrent in acht nemen De prys, gefteld op ieder van de twee bo vengenoemde vragen, voor den Autheur die dezelve, naar het oordeel van 't Genootfchap, best beantwoord zal hebben, is een gouden Medaille, op den ftempel van 't Genootfchap geflagen, met het jaartal en den naam van den fchryver,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 34