294 L' BO MME OVER DE de als tipjesen den witten ftaart of fteel waar op de Polyp zitmaar noch zeer kort zynde.Den volgenden dag was de Polyp's morgens in alle zyne deelen reeds gevormd, alleen waren de armen wat korter en in één gedrongenmeest ge floten dicht by den Polyp's avonds had hy omtrent drie vierde deelen van zyne gewoone grootteen de onderfte armen een vierde van hunne lengtewelke zich begonden te openen. De witte ftaart had ook driemaal de lengte van den Po lyp, en op een derde na zyne gewoone lengte. Vervolgens was de Polyp op den vierentwintigften geheel volkomen de ftaart alleen noch eenige dagen aan groeiende. Dus was de Polyp in drie of vier dagen geborenen groot gewor den, Deze trapswyze groeijing heb ik ook 111 vele anderen waargenomen, en in allen dezelfde bevonden, behal- ven dat by aanwasfchende warmte de groey ruim zoo fchielyk gefchiedde. By verdere waarnemingen bevond ik op den achtienden van grasmaanddat de Polypen zich in hunne armen floten zeer verkleinden, en eindelyk op den twintigften derzelve maand geheel on zichtbaar wierden. En hoewel ik de- zei-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 364