ZEE-POLYPE N. 297 in zomermaand, en verdwenen toen al ien zelfs het mergachtig deel trok zich ten grooten deele te rugen liet de pyp doorfchynend en ledig.Wat moeite ik nam ik konde na dezen derden bloey geen Polypen meer uit deze plan ten bekomenmaar zy begroeiden met mosch en een groen draadachtig wier. Ik heb op vele andere planten dezer Coralina Tubularia waarnemingen ge daan en alle dezelfde uitwerkfelen ge vonden op meest gelyke tyd-perken. Voorts heb ik in dien zomer geene Polypen als van de kleiner foort gevon den tot op den dertigften van oogst maand, van welken dag af ik, tot half herfstmaand, foortgelyke groote, als in grasmaand deszelfden jaarsmet blaasjes of roode bes-gelykende lichaa- men, ontdekte. - Ik heb die ook by verwisfeling van rust bloeijende gehad in myne glazen tot ver in wintermaand, den geheelen winter overgehouden, en weder zien bloeijen uit dezelfde planten in het begin van lentemaand des jaars 1770, toen zy wederom geheel verdwe nen. Verfchynfelen,welke alle met vo rige waarnemingen overeenkwamen. T 5 Hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 367