304 D. GESSCHER OVER HET
noch verfcheiden ongefteldheden van
het één zoo wel, als van het ander de
zer deelen overbleventot genezing van
welke men niet anders dan zeer zwakke
en onbekwaame hulp-middelen konde
aanbieden.
De vernaauwingennamentlykvan den
pis-wegde toedop pingen van den hals
der blaas zyn fomwylen van dien aart
datze op geenerïeye wyze toelatendat
één eenig dezer werktuigen worden in
gebracht en in deze omftandigheden
derhalven fchiet 'er niets over dan den
lyder te laten aan de beüisfinge van 't
noodlot, of denzelven te onderwerpen
aan dusdanige handgrepen, welke even
zoo moeilyk zyn in haare uitvoering
als onzeker ten aanzien van derzelver
gevolgen.
Verfcheidenen wel is waar, hebben
in deze gevallen hunnen toevlucht geno
men tot het inbrengen van darm-fnaren
en men vindt zelfs voorbeeldenin wel
ke men door looden of balynen fondes zich
eenen weg gebaand heeft voor het aan
wenden van die werktuigenin weerwil
van alle zwarigheden onaffcheidelyk
verknocht met den aart dezer hulp-mid
delen.
Een