306 D. V. GESSCHER OVER HET Men vergunne my derhalven den werk- tuiglyken voorraad des Heeimeefters te vermeerderen met de befchryving van een hulp-middelwelks vermogen in de neteligfte dezer omftandighedenniet al leen my maar ook fommigen myner vriendenaan welken ik het zelve heb medegedeeldgebleken is. Overtuigd van deszelfs veelvuldige nuttigheid in de wanhopigfte vernaauwingen van de pis buis en van den elendigen toehand desly- dersby wien uit hoofde van eenige de zer gevallen de vrye ontlasting des wa ters verhinderd iszoude ik my zeer flecht gekweten hebben van de plichten der mensch'iykheidindien ik door eene ver - foeilyke achterhouding het gemeene wel- zynen de gezondheid van velen aan myn byzonder belang had opgeofferd. Gelukkig in der daad zal het zynwan neer de eenvoudigheid der famenftellin- ge, zoo zeer by fommige Heelkundigen gewraakt, door het vooroordeel tegen hetzelve in te nemen, niet eenen onver- winnelyken hinderpaal ftelle aan des- zelfs wenfchelyke voortgangen. Het voornaamfte gedeelte dezes werk- tuigs is niet anders, dan een vaste Cylin der van maagden-perkament met een zeer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 378