3ls d. v. gesscher over het de visscher en van der duin toegediend. De byblyvende ongefteld- heid echter van den pis-weg, moeilyke waterlozing en eene tegenwillige ont lasting van dit vocht by nacht, nood zaakten den laast gemelden Heel-meefter tot het gebruik van ettermakende Kaars jes den toevlucht te nemen. Verfchei- den maanden verliepen 'er zonder dat eenige merkelyke verbetering befpeurd werdt, vermits men dezelve niet verder, dan ter lengte van omtrent drie duimen, heeft konnen inbrengen. In tegenwoor digheid van den Heer van der duin onderzocht ik de gefteldheid van den pis-weg met een dergelyk Kaarsje van myn maakfelen befpeurde op de be paalde plaats zulken fterken tegenftand, dat ik denzeiven by geene mogelykheid konde te boven komen. Overtuigd der- halven van de noodzaaklykheidom de pis buis alvorens op eene langzaame wy- ze door de befchrevene verwydende Kaarsjes uit te zettendeelde ik myne gedachten aan den evengenoemden Heel- meefter mededie my toeftond om op ftaande voet daar van gebruik te maken. Het eerfte Kaarsjewelk ik aanwendde, was van de tweede dikteen hier mede ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 390