322 D. V. GËSSCHER OVER HET blikken -di'e ontlasting te hervatten Uit alle deze omftandigheden was het natuurlyk te befluitendat, of het Vcru Montanum opgezwollen en verhard zyn- de den pis-weg vernaauwdeof dat deze vernaauwing afhangelyk was van eene uitzetting van den Voorflander. Om my hier van te verzekeren, onderzocht ik door het inbrengen van den voordien vin ger in den endeldarm den ftaat dezer klier, die ik niet alleen bevond, dat zeer uitge breid, maar ook eenigermate verhard was. Overtuigd, dat men in dergelyke ge vallen zeer bezwaarlyk eene volkomene genezing verkrygen kan beloofde ik den lyder nietsdan verbetering en zei- de hemwel voldaan te zullen zyn, wan neer hy door eene minder belemmerde pis-lozing een gemakkelyker leven lei den konde. Op het zelfde oogenblik beproefde ik het inbrengen van een Kaarsjewelks dikte met de zeer fyne ftraal der pis, die hynu weer eenigermate ontlasten konde, overeenkwam: doch dit konde ik niet verder doen doorgaandan tot aan den Voor [tander. Ik verzekerde derhalven dit werk-tuig voor het uitfchietenen verzocht den lyder het zelve zoo lang

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 394