324 D. V. GESSCHER OVER HET
merken eener zeer aanmerkelyke wry-
ving. Ik befloot hierom eenige achter
eenvolgende dagen de Kaarsjes te be-
ftryken met het mengfelvan het welke
ik hier voren gefproken heben dit vol
deed zoo wel, dat reeds op den n van
dezelfde maand deze geheele bekorfting
vernietigd, en het Kaarsje langs zyne
geheele lengte gelykelyk met de vochten
des pis-wegs doordrongen was.
De drie volgende dagen met eene traps-
wyze verdikking van Kaarsjes allengs-
kens verder komende, geraakte ik den
14 's morgens met een Kaarsje van de
vierde dikte in de blaas, en op dezelfde
wyze gelukte het my dien avond, en
den volgende dagmet een van de laafle
dikte. Den ió echter en 17, wanneer
ik één van eene meerdere dikte wilde in
brengen konde ik door den hals <van de
blaas niet heen dringen. Dat Kaarsje
nochtanswelk in den avond van den
zeiven dag was ingebracht, deed zulk
eene goede uitwerking, dat de lyder die
nacht met eene vry dikke ftraal zyn wa
ter loosde, en ik den volgenden morgen
in haat was een gewoon ettermakend
Kaarsje met weinig moeite tot in de blaas
zelve te doen doorgaan.
Staan-