32Ó D. V, GESSCHER OVER HET
hoofde van eenen zeer fterken tegenftaiid,
welken ik ter plaatfe van den fponsbol
des pis-wegs ontmoetedebefloot ik on-
middelyk tot het inbrengen van een ver-
wydend Kaarsje van de eerfte dikte. Dit
werk-tuigdat niet dan met veel moeite
dezen tegenftand voor by ging, werdt
door een tweede beletfel, geplaatst in de
nabyheid van den Voorfiander opge
houden. Zyne bezigheden beletteden my,
om, gelyk ik anderzints gewoon ben,
twee Kaarsjes in den tyd van 24 uuren
in te brengenen dit was de redendat
ik hem verzocht het tegenwoordige eerst
na verloop van zes of zeven uuren weg
te nemen. Den volgenden dag tot een
van de tweede dikte overgaande, geraak
te ik een weinig verder als den vorigen
dagmaar konde als noch tot in de hol
te van de blaas niet doordringen. Het
laafte echter gelukte my den derden dag
met een van dezelfdeden vierden met
een van de derde, den vyfden en zesden
met een van de vierde, en den zevenden
dag met een van de vyfde dikte ^waarna ik
hem vervolgens aan het gebruik der et"
ter makende Kaarsjes onderworpen Hebbe.
De gehechtheid des lyders aan zyne
vermaken zoo welals noodwendige be
zig-