34§ N. G. OOSTERDYK OVER EEN
heid gaf eene derke hoestdie niet is te
dillen geweest verval van krachten,
flapeloosheiden een flepend koortsje
hebben haar in het begin van Mei het
leven benomen, zynde korten tyd te
voren de vermagerde linkerdye water
zuchtig opgezwollen.
By haar overlyden was ik niet in de
dadmaar myn waarde vriend de Heer
Doftor e. j. römer heeft, op myn
verzoek, de moeite wel willen op zich
nemen, om onderzoek naar dit onge
mak in het lyk van de lyderesfe te doen,
en het zelve my fchriftelyk te overhan
digen gelyk ik dan het zelve hier ook
late volgen:
De eerde infnyding gedaan hebben-
de in het middelde gedeelte van de
voorde zyde der dye, van voor den
hals van het dyebeen tot aan het ge-
wricht van de knie, en dat wel op-
pervlakkig, hebben wy de gemeene
bekleedzelen alleen losgemaakt; de
membrana cellulofa was zeer dikhier
en daar van eene harde en als 't
ware vereelde zelfdandigheiden de-
ze vereischte eene diepere infnyding
w dit cellukuje vlies was wel overal dik-
ker