daar onze lyderesfe byna een jaar haar gewoone zakenop eene wyze zoo als boven gemeld isheeft verricht. Verder zet aan onze veronderftelling veel waarfchynlykheid byhet langzaam toenemen van de zwelling, en de knap niet voor den 24 Januarij befpeurd (mede waargenomen in het niet min duister geval van houstet Mem. de VAc. R. de Chir. t. III. p. 135 en volg.) Dit alles doet my denken, dat,door de kneuzing van het periostiumverct- tering ontftaan zy, en dat de uitgeflorte etter fcherp geworden zynde een been bederf hebbe te weeg gebrachten dit v gelegenheid gegeven tot een breuk, ver gezeld met zoo veel droevige gevolgen als het verhaal der ziekte ons heeft op geleverd. Evenwelhoe gemakkelyk zich ook op deze wyze de verfchynfe- len laten verklaren, voldoet dit my noch niet in allen deelemaar de zon derlinge bladsgewyze exostojisin het gezonder deel van dit dyebeendoet my tot nu toe zeer overhellen tot die gedachte, dat daar ter plaatfe te gelyk een fisfure zy veroorzaakt geweest, uit hoofde van den fterken dreun, veroor zaakt door de contufie op een naastby- ge- 354 N* G- OOSTERDYK OVER EEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 428