het geval van hoüstet Mem. de
Chir. torn. III. p. 137.? Ik beantwoorde
dit met eene tweede vragewaarom in
die gevallen, daar men hair, nagels,
beenderen enz. uit zweeren in zachte dee-
len heeft zien te voorfchyn komendeze
by zonde re ftoffen zich juist daar en niet
ergens elders geplaatst hebben
Zie daar, onpartydige Lezerdit al
les aan U ter beoordeeling overgegeven,
of 'er ietster redding van zulke elende-
lingen, konde worden uitgedacht. Ik
voor my vreeze uit al het voorgaande
te moeten beiluitendat in een gebrek,
als dit, niet anders met voordeel kan
gefchiedendan zorgvuldig acht te ge
ven op de dringende toevallen; volko-
mene genezing, vreeze ik, is hier on-
mogelyk, de diepe legging van het
been belet de ontbloting van het zelve,
zoo noodigom het ongemak met on-
derfcheiding te kennenwaar door het
zelve duister blyftof zyn kwaaden aart
te laat ontdekt, wanneer de amputatie
waar in zoo niet de eenigfte, ten minllen
de zekerfte hulp anderzins zoude gelegen,
zyn, wegens het afnemend leven van
den uitgeteerden lyder, niet meer kapte
baat genomen worden,
4$- 4& VER-
360 N. G. OOSTERDYK over een enZ.