362 J. VAN IPEREN OVER DE
fchryft de wyze van toeflellinge des
Tabernakels, der H. Gereedfchappen,
als mede de uitwendige verpligtingen
zoo van de Priesterftammeals van
gansch Israël. Paulus zoektniet in Mo
les befchryvingemaar wel in de Af
beeldingendie daar naar wierden inge-
rigt, en in die alleen, de Evangelifche
Schaduwen en Voorbeelden (a). Spy tig
is het, dat men op de berigten der Jood-
fche Meesters, ter ophelderinge van
Mofes letterlyke bellekken, doorgaans
bygebragt, zoo weinig flaat kan maken,
aangezien zy vooral op de byzon derhe
den van Zerubabels Tempel, of, 'tgeen
nog erger is, op latere afwykingen van
de oorfpronkelyke bedekken, ten tyde
van Herodesfchynen te doelen. Wie
zou durven twyffelen aan de volmaakt
heid van 's Wetgevers fchryfftyl, daar
hy bouwkundige ontwerpen en Godde-
lyke inzettingen, voor Israël en voorde
kunflcnaars onder Israëltot kleinighe
den toe, heeft voorgeileld en als uitge-
teekend? 'tWare te wenfchen, dat wy
zulke Afbeeldingen van den Taberna
kel wisten toe te ftellendie zuiver al
leen aan het oogmerk van Mofes volde
den 1
(a) Hebr. IX 9.