364 j. van iperen over de onmiddelyke Voorzegginge. Edog ik ben nog zoo verre niet0111 daarom- trend iets plat uit te beflisfen. Allee- nelyk merkc ik hier aan, dat zulke Toefpelingen der Vervullingen (wan neer de voorfpelde gebeurtenisfen we derom Prophetifche Schilderyen wor den) in meer dan een opzigt met de Prophetifche Gezigten overeenftemmen, en dus ook de Befchryvingen derzelve met de Befchryvingen van die Gezigten. Zoo zyn de twee Vygenkorven van je re mi a (c) Prophetifche Toefpe lingen op de reeds weggevoerde en op de nog overgeblevene van Judagelyk blykt uit de Godfprakedieter over- brenginge van dat Gezigteby de Be- fchryvinge word agteraan gevoegd (d). III. Aangezien nu niemand, die wei denkt(zoo ik wel vermoede) twyffelen zalof de Prophetifche Gezigten waren ongemeen helderder en duidelyker en zy deden de zintuigen, hertstogten en op merkzaamheid der Zienders fterker en levendiger aandan de Befchryvingen der- (c) Jerem. XXIV 1—3. (d) f 4—xo. Conf. vensm a Comm. ad h. i.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 440