378 J. VAN IPEREN OVER DE in aanmerkinge mag nemen dan het geen 'er in de letter 1 1 :tie uit- de veldflag van Megiddo en het fneuve- len van Jofias aldaar kan hier niet te pas komenalzoo 'er alleen de lloffe van een plegtig Danklied vooronderfteld word (p) en geenzints van die Klaag liederen, welke jeremias en alle de Zangers en Zangeresfen over den dood van dien roemrugtigen en vromen prins hebben aangeheven, (q) XIII. Daarenboven zal men moe ten afgaan van die benaawende bekrom penheid in het uitvorfchen der letteriy- ke vervullingen, en, uit dien hoofde, vast hellendat men juist in de gewyde of ongewyde gefchiedenisfen niet altoos volledig kan aantreffen alleswat ons een volkomen denkbeeld van de Pro- phetifche Historie zou kunnen geven. In de Boeken der Koningen en Chrony- ken vinden wy ettelyke dingen, betrek- kelyk tot de hervorminge van den Gods dienst ter eere van Jofias aangeteekend, drukkelyk bedoeld weten en. (p~) Jefaj. XII. (q) 2 Chron. XXXV 25.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 454