384 J. VAN IPEREN OVER DE
in de gedenkftukken der aloudheid be
waard? In de tweede en derde eewe
van het Christendom weten wydat de
MoabitenAmmoniten, Edomiten en
PhiMynen hunne afzonderlyke bena
mingen verloren hebben; de Idumeers
zeive en Nabatheërs, als zynde of ver
dreven uit hunne oude woonplaatzen,
of onder de Drufen, Suoriers en Ara-
biers verfmolten en ingelyfd. Even
daarom kunnen die aloude natiën nu
niet meer in eene Godfprake vermeld
wordenwelke hare vervullinge in de
derde en verdere eewen van het Chris
tendom nog verwagtewant dan zou die
Voorzegginge duister, dubbelzinnig en
gebrekkig geweest zyn ten tyde dat die
volkeren nog in wezen waren en dus
glad en gaar afwyken van de vereisch-
tens en kenmerken, welke het vernuft,
met regt en reden, in de Goddelyke
Prophetien zoekt. I11 gevalle dandat
men de Godfprake meent op latere ty-
den van het Christendomof op de vol-
eindinge der eewen, te zien, zal men, ten
minften vooraf en by voorraadden toe-
vlugt tot de Prophetifche Historie moe
ten nemen zoo als wy die hier befchre-
ven hebben.
XVII.
1