PROPHETISCHE HISTORIE. 389 zeggelyk blykt uit het onmiddelyk ver band met het even voorgaande In het jaartoen de Koning Jtchaz Jlierf, ge- Jchiedde deze last.(y) ten ware men durfde denken, dat de volgorder des tyds van afkondiginge in dit Prophetisch Boek niet zou zyn waargenomen en men, langs dien weg, alle grondbegin- zelen eener vernuftige Uitlegkunde op fchroeven wilde zetten. Maar in 't vier de jaar van Hiskia, kwam Salmanefer op tegen Samaria en belegerde die ftad: (z) waar uit dan volgt, dat de Last van Moab op de verwoestingen doelt, welke de Asfyriersby hunne aankoomst uit het Oostenja zelf by hunnen eerflen inval, hebben aangerigt, toen de koning van Asfyriengelyk 'er Haat, optoog in het ganfche land(aa) dat is te zeggen met verfcheidene fmal- deelen zynes legers, alle de landen van Israël en van die volkeren, met welke Hofea en So de koning van Egypten eene verbindtenisfe gemaakt haddenover- ftroomde en onder zyn geweld bragf. 't Zal dan ook uit die omftandigheden B b 3 van (y) Jefaj. XIV 28. (z) 2 Kon. XVIII: 9. (aa) 2 Kon, XVII: 3—5.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 465