PROPHETISCHE HISTORIE. 391 der vyanden, gedurende den eerften nagt, gebragt waren, (ff) Waar uit waarfchynelyk volgtdat Ar en Kir ten Noorden aan den Arnon lagen als blootgefteld aan de eerfte overrompelin- ge. Korten tyd daar na wierden ook Nebo en Medeba ingenomen en gaven dus niewe aanleidinge tot gehuil en ge jammer der vlugtelingen, (gg) Want zoo dra Nebo overweldigd was had den de Asfyriers den ruimen doortogt in de Vlakke Velden van Moab, die, volgens Mofes, aan hare uiteindens had den Nopba en Medeba ten Zuiden: ge- lyk ik die geteekend heb aan de beke Zered. (hh) Hesbon en Eieale lagen verder aan de beurt en de Asfyriers hielden 'er zoo deerlyk huis, dat het gefchreew der burgers en bezettinge, die de handen der overwinnaars ont kwamen, nog duurde, als deze te Ja- hazdat ik daarom ook aan de grenzen ten Oosten plaatze, al bevende aankwa men, om lyfsberginge te zoeken, (ii) Bb 4 XXI. (ff) f 1. (gg) t 2. (hh) Nam. XXI; 30. Conf. cellar. Geogr. Antiq. Tom II. p. 403. (ii) Jefaj. XV: 4. De knnst van den oorlog leer- du

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 467