PROPHETISCHE HISTORIE. 393 van Sela, tiaar de vooestyne van Edom en Kades, en 200 wyders naar het ge bergte van de dogter Zions(00) om ten laathen eene behendige fchuilplaatze te zoeken. Deze was eene regtvaerdige hraffe voor Moabs hovaardyhoogmoed en verbolgentheiddaar in gelegen, dat hy de verdrevene uit Israël niet had wil len herbergen, niet tegenhaande de Godfprake daar op had aangedrongen toen Salmanasfer eerst alomme Israël aantastte, (pp) Daarenboven Kïrhare- zethtoen ter tydnaar allen fchyn eene van de her kite en aanzienelykhe heden der Moabiten in het gebergte, die het allerlangst tegen de Asfvriers uithield, wierd eindelyk ingenomen, ja tot den grond toe gefloopt, (qq) en al le de fchoone velden van Hesbon en Ele- alegelyk ook de uitnemende wyngaar- den van Sibmadie hen, des tyds, uit- hrekten tot aan de overzyde van het meer Jaezers(rr) volhrekt verdorven en onherhelbaar vernield en dus alles in B b 5 eene (00) Cap. XVI: 1. Conf. Celeb. schulzii conjecturaEibl. Hag. Cl. II. p. óo. CPP) t 3— (qq) t 7. (rr) f 8—10.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 469