ne Edoms trekken(zz) van welk geval ik iets in myne Historie der Edomiten gezegd heb. (a) Trouwens Joram en Jo- faphath konden best van dien kantdoor den opgang van Luhith en den weg van Horonaïm^'m Moab indringen; omein- delyk Mefa in zyne ftad Kirharefeth te belegeren. XXIV. De Prophetifche Hiftorie, op deze en diergelyke wyze ingerigt, zal nogtansik bekenne 't gaarnebloot- gefteld blyven aan menige en velerhande tegenwerpingenmaar dit weet ik 'er ook by, dat die tegenwerpingen, hoe meer hoe liever, dan ook zeer dienftig zullen zyn om de misftellingen, die'er altoos nog overblyvenuit gebrek van aloude gedenkftukkenallengskens meer en meer verbeterd te krygen. Daaren boven zal men my ook wel willen toe- ftemmen dat de vergelykinge met an dere Prophetien daar toe buitengemeen nuttig is, vooral om nadere ontdekkin gen in de oude Geographie te doen, zoo als wy tot de Prophetifche Hifto rie en hare verdere oordeelkundige be- fcha- PROPHETISCHE HISTORIE. 397 (zz) 2 Kon. III8. (a; Hïft. Crit. Edom. CCIII. p. 358.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 473