406 j. van iperen over de
zien daar de Verrooveringe van het land
der Philiftynen door Pharao Necho, in
het XLVIII Hoofdftuk, voorafgaat en
?er in het vervolg tot aan Cap. XLIX:
27. geene nadere naamsbepalinge van
den verrooveraar word ingelascht. Ook
wierden de Moabiten en Ammoniten on
der de hulptroepen van Nebucadnezar
den Koning van Babel gefteldby hun
nen eer hen inval(u) offchoon Pharao
Necho zig voormaals alles had onder
worpen tot aan den Euphraat tqe. En
hierom ftrekt deze aanmerkinge ten be-
wyzedat Nebucadnezar die volkeren
welke, na de nederlaag der Egyptena
ren aan den Phrat, gereedelyk van Pha
rao afvielen, inzyne byzondere befeher-
minge zal genomen hebben, en hen we
derom, fchoon hunne Koningen fchat-
tingfchuldig wierden, den beker drinken,
(v) en het jok dragen moesten(w) in
de geruste bezittinge hunner vooFyegten
en vaste goederen zal hebben herfteld.
(x) Maar het blykt evenwel ten klaarden
dat do gefteldheid van Moabs fteden
mcr-
60 2 Kon. XXIV 2.
(y) jeretn. XXV: 18.
(wMerem. XXVII: 3.
(x) V u.