pligt van vriendschap. 417
zei zyn kan van grilligheid of inbeelding
en tevens dat deze verbintenis op niets
anders dan op eer en deugd kan gegrond
wezen.
Zo men deze onderfcheiding niet in
agt neemtzal ieder willekeurige en
eenzydige gemeenzaamheid tusfchen
perfonen van de laagfte karakters voor
ware vriendfchap moeten gehouden wor
den en zullen zelfs de kabaalfchappen
van dievenrovers moordenaars en
-andere deugnieten onder het eigen denk
beeld moeten doorgaan; vermits zy alle
de andere hoedanigheden en kenmerken
der vriendfchap kunnen dragengelyk
als ene overeenkomst van aart, driften
en belangen, vertrouwen, geheimhou
ding, ftandvastigheidja zelfs van we
derkerige tederheid en genegenheid
voor eikanderen.
Ene genegenheid, die niet op we-
zenlyke goede hoedanighedenene ag-
ting, welke niet op ware verdiensten
fteunt, kan niet anders, dan ten uitter-
ften dwaas zyn, op zyn best genomen;
het oordeel kan geen deel altoos heb
ben in zodanig ene onredelyke een-
zydigheid: en moet niet ieder een, die
geen volflagen vreemdeling by de deugd
II. deel. dd is,