426 C. DE VRIES OVER DEN
gaan hunne buitensporigheden in dezen
te hervormendoor de verpligtingen
van algemene goedwilligheid aan te
dringenwelke alle mindere genegenhe
den zal bejlierenzonder dezelve uit te
■roeijen.
IX. Tot hier aan toe hebbe ik het
fuik alleen beredeneerd op de onderflel-
linge, dat de Kristelyke Godsdienst geen
verder gebod tot ware vriendfchap ge
geven hebbedan 't geen onder het al
gemeen voorfchrift van liefde jegen allen
begrepen is; dog ik ben verre van te
denken, dat het Euangelie niet iets af-
zonderlyks en opzettelyk daar toe aan de
hand zoude gegeven hebben.
Ik zal geen gewag maken van de
vriendfchap, die 'er plaats hadde tus-
fchen onzen Zaligmaker en Lazarus
den broeder van Mariawaar van on
ze Heer een ontwyfFelbaar teken gaf,
in zyne hartgrondige droefheid en tedre
tranenby het befchouwen van de dier
bare overblyfzels van zynen geftorven
vriend; ene droefheid, die zo wezen-
lyk ware, dat ze uit niets anders, dan
uit de tederhe genegenheid konde voort-
fpruiten, nademaal ze hem voor een
ogen-