PLIGT VAN VRIENDSCHAP. 433
XI. Eindelyk kan ik my gene Ei-
genfchappen der byzondere vriendfchap
voorftellenwelke niet alzo volkomen
tot de Kristelyke liefde behoren.
En hier doet zignatuurlykerwyze
allereerst de Belangeloosheid der vriend
fchap op, als ene hoedanigheid, welke
boven de andere in deze verbintenisfe
geroemd wordja zelfs door den Graaf-
lyken fchryver, als de reden fchynt aan
gemerkt te worden, waarom deze deugd
geen plaats ontfing in het zamenllel
der Kristelyke pligtendie allen door de
beloften van oneindige Beloningen wor
den aangedrongen (m). Men kan, den-
ke ikonderftellendat zyne Edelheid
deze Belangeloosheid der deugd van
vriendfchap niet verder uitftrekte dan
tot dit Leven, en dat hy, op de begin-
zels van gezonde redekavelinge, een an
der Levenen een ftaat van ftraf en be-
loninge in het zelve erkennende, over
tuigd geweest zy, dat ene zo uitmun-
II. Deel. Ee ten-
Cm) I could be almost tempted to thinkthat the true
reajon why fome of the most heroic virtueshave fo little
notice taken of them in our holy religionbecaufe there would
have been no room left for DISINTERESTEDNESS, had
they bee?i intitled to a fhare of that infinite reward, which
Providence has by revelation ajfigned to other duties. Cha
racteristics p. 76.