HEILIGE AARDRYKSKUNDE. 473
altemet zulk ene algemeeneen wydftrek-
kende beteekenisfedat al het onder -
maanfche daar door wordt aangewezen
hoewel het zich meer (e) bepaalt tot
het droogehet geen boven de verzame
ling der wateren zich verheft, van de
Grieken fyAven van de Latynen Ari-
dum genoemd. Behalven dat het meer
anderezoo eigentlyke als oneigently-
ke, beteekenisfen toelaat, waar over
men de Woordboeken kan naflaan en
dezelve uit de omftandighedenvolgens
het verband en famenhang, opmaken.
In wat verftande nu dit woord over de
H. Landbefchryving eenig licht kan ver-
fpreidenisonzes bedunkens, uit Gen
I.i2, 9, 10. te vernemen, alwaar dit
woord van den Schepper zeiven ver
klaard, en daar aan een zin wordt ge
geven, dien wy, door deze gantfche
verhandeling, niet uit het oog zullen
verliezen, maar daar op alle onze aan
merkingen gronden.
De Aardein de gedaantelooze don-
Gg 5 ke-
T£3 wuv^etgng,uou vyicHi evo/x«£ofxfv HOMER, ll. 2' 308,
(e) ARISTOT, L. de ttiundo. 849 Y.at to (J.tv xva
&£üüv aoréSei^ev oiY.V{TVfgiov to yó.tu de, è(pv\fi.égcav fwwv
avTHye (xvp tstov, to fj.év vygóv èsTiv kuKsTv TorufJUig
v.di va.fj.UTu nu) SuKucrtTctqe&kfj.£$ef to Sè^gov0 yvfj