476 JUSTUS TJEENK OVER DE en noch niets anders in hare oppervlak te dan een woest zanden overal ene aj- zichtelyke ledigheid en woestheid vertoon- de, dien naam van Er ets ontfing. Want het drooge van de wateren afgefcheiden werdt pN Aarde genaamd. Aangezien nu het grootfte deel der aarde onder de wateren is gebleven(i) en de oppervlak te der Zee vry grooter dan die van het Land is, en 'er noch vele ftreken gevon den worden, zoo boven als onder de opperkorste dezer Aarde, die fchynen als in den eerden ftaat hunner fchepping gebleven te zyn, en een groote over eenkomst hebben't zy met de aarde in den affchuwelyken chaosof met den naakten en gantjchelyk ontbloot en grond die op den derden dag van 't fcheppings- werk zich uit den afgrond om hoog hief, zoo volgt dat alle zulke woeste en wilde oorden, uit hoofde dat gelyke dingen, die dezelfde eigenfchappen en hoedanig heden bezittenof groote overeenkomst met malkanderen hebben, dan ook enen ge- (ij PLUTARCH, ete facie in orbe Luna p. 938. D. sSè yuz TqvSsTvjv yJjv Si' oKys èv/=(yóv ëSè T£0<ro/x8uivvjv ogïï/xfy, «AAa [xtyigov clvtv^q (xfig ugvep uitput; Tiaiv '«i %e'ppovvv\aoi; ccvéypc/v èx fi'jöS yiwpóv èqti ftawv hui (pvTuv Tav Sè ctKKtw Ta, (Jjèv epyp.cc hui anapju xeip-am hui ccv%lLiiS, ta, Sé icheiitu hutu 7% {iey£bj; SéSvxe öahuw/ff

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 554