HEILIGE A A RDR YKSKU N DE. 477 gelykennaam mogen voerenen enen (k) zelfden toereikelyken grond toelaten en dat derhalven alle die wilde en verla tene Jlreken, die de zelfde eigenfchap- pen met dien klomp hebben, welke in den beginne en aanvang zyner voort brenging Er ets genaamd werdt, dan ook, als deelen van hun geheel, dien zelfden naam wel mogen voerenen dat Landbefchryvers wel hebben toe te zien, als dit woord voorkomtof niet uit om- ftandigheden en echte befcheiden zy op- temaken, dat het, infommige plaatfen, bepaaldelyk zulk ene Aarde aanwyze, als ons Gen. I. 12, 9, 10. is befchre- ven en opgegeven. Die hier wel onderfcheidt zal ook wel onderwyzen, en den opmerkenden met geringe moeite doen ziendat de woor den aardeaar dry klandjchapveld wereldland, aardbodem enz. door wel ken de onzen het woord pN Erets hebben vertaald, altemet te algemeene benamingen zyn, die het onderwerp niet genoeg byzonderennog duidelyk aanwyzen, op wat gedeelte van den Aard- (k) Similium Similis ejl ratio. Paria paribus refpon aent.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 555