Aardbodem men zyne aandacht heeft te vestigen, en hoe het zelve is befcha- penhet gene nochtans, zoo het we zen kanin de Landbefchryving wel de- gelyk wordt gevorderd, naar welk al len die fcherpzinnig zienvooral ftaan, en zich geen rust geventot dat zy dit alles hebben opgelpeurd, immers zich weinig voldaan rekenen, zoo zy om trent den aart en ligging der plaatfen in ft blinde tastenen niet weten waar die te zoeken of te ftellen zyn, Zyn de menfchen gewoonin ft be noemen van plaatfen en zakenden aart en natuur van hun onderwerp door enen welvoegenden naam aan te wyzen, of worden zy dikwils in ft naamgeven bepaald door enige gelykheid of over- eenftemmmg, die zy in de te benoe- mene zaak met een ander hun reeds bekend voorwerp ontdekkenzoo is het niet vreemd, dat een gedeelte van ft aardryk, hetgeen zeernaauw overeen komt met den eerften toeftand der aarde. dan ook enen zelfden naam drage„ Werdt de aarde, in ft begin der fchep- ping, woest en ledig genaamd, verbor gen onder ene dikke en akelige duisternis, van allen fieraad en heerlykheid verfto- 478 JUSTUS TJEENK OVER DÈ

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 556