heilige aardrykskunde, 481 ling, een Eden van wellusten, een Fon tein des Levensmachtig niet alleen maar ook bereidvaardig om de fchatka- meren van zyne oprechte dienaaren met alle gewenscht goed te vervullenDer- halven vraagde de heere aan dat zelfde gedachte ben ik Israel ene woeftyne geweest of een land der uiterlle donker heid JerII, 31. Den zelfden naam van Tobu heeft Job ook gegeven aan de lan den, die tegen het Noorden liggen, Hoofdft. XXVI. 7van ScbytenTarta ren en andere woeste en (q) onbefchaaf- dc volkeren bezeten, een vreeslyk, le dig, en donker land, immers als zooda nig van (r) de oude Aardrykskundigen afgebeelddie het zelfde van deze wil- dernisfen hebben gefchreven, het geen de Dichters van den chaos hebben opgezon gen. Om nu niet te zeggen, dat die naam ook past aan Landen en Steden, die door het geweld des oorlog» zyn omgekeerd, en in ene ledige en woeste wildernisfe veranderd. JeJ\ XXIV. 10, XXXIV. 11. Jer, IV. 23. zoo is dezel ve vooral eigen aan zulk ene aardedie II. Deel. Hh on- Cq) flori L. III. C. II. 2. IV. C. IV. 3. (rj bochart Tom, UI. p. 655, ovid. Ep. Ex ponto. L, I Ep. UI. 55-.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 559