482 JUSTUS TJEENK OVER DE' onvrugtbaar is en van niemand wordt be treden. 4. Esdre IX. 29. Het woord Er ets mag wel eens in den zelfden zinwaar in de Franjchen hun Terre bezigen, voor vrugtbare landery- en genomen worden Exod. XXIII. 10 enz. dog veeltyds duidt het aan zan dige (s) vlaktendie niets van belang voortbrengenake-lige en huilende zand- woeflynenwaar in men naar (t) de moe der van de fier rengelyk de Ar abler s wel fprekendat isnaar de Herren des hemelsen de aanwyzingen van 't com- pas, zyne reize moet inrichten, en ruim zoo vele gevaren als op de woeste zee uitftaat: dorre en dorflige zandendie, vooral in Africa en Aftenzich opdoen als de woeste en ledige aarde op den der den dag der fcheppingebrakke en zoute landenwier weinige fonteinen noch meest ziltig water opgevenen niet fma- kelyk wordendan wen zy door het re genwater ververscht zynen ook niets anders voortbrengen dan wat ziltige kruidenen byna verdorde ftruiken met enige distelen en doornachtige ge- land- (s) herodot. L. III. 98. III. 2(5. (0 lucan. L IX. "JS. 493. fqcj. diodorus sicul. Lib. 1, 54., schultens hi Harnas, p. 402, Hi[tor Tamerlan. Cap. XL1X. p. 415.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 560