heilige aardrykskunde. 495
dat een bar en gul zand, als een der voor-
naamfte foorten van al het gene door
Er ets wordt te kennen gegeven, overal
in 't Woest en Steenachtig Arable zich
opdoet, en wel meest het dood en af-
zichtelyk gelaat dier landen overdekt.
En door zulk ene eigenaartigheid in de
vertaling te betrachten zal een licht over
vele plaatfen opgaan, en die juistheid
van overzetting zal nader door de rei
zigers bevestigd en aangedrongen wor
den, als zy ons verwittigen dat fommi-
ge oorden en ftrekenin de H. Schrift
door Er ets aangeduidook in de daad
zoo befchapen zyn als de eerjle en woes
te aardetoen ze van God Er ets ge
naamd werdt. Dat nu Er etswaar in
Tadmór lag, niets anders dan een gul
zand wasen dat nu noch de overgeble
vene puinhoopen dier Stad zich in dit
zand aan een klippig of bergachtig land
bevinden, en niet van rontom, als de
Heer (n) bachiene wil, dooreen dor
re Zand-woeftyne omringd zyn, zullen
ons eenige Heeren, die in latere tyden
op de plaats zelve geweest zyn, naauw-
keuriglyk onderrigten. Mr, wood,
een geleerd en oplettend Engelschman
ftete
(n) H, Geogr. 3de Deel. bl, 466,