508 justus tjeenk over de
deze natuurïyke fterkte van de (c) ande
re zyde aan Erets een wydftrekkend
zanddat ishet lag op den boord van
het woest- en ft eenachtig Arabie: naar
den kant van het Westen en Zuiden
was een klippig, maar tegen het Noor
den en Oosten een zandig landgelyk
ons dit strabo (d) uit eratosthenes
heeft aangeteekendhet geen ook pli-
nius (e) bevestigtdie ons duidelyk on-
derrigt dat de Palmyreenjche zanden zich
tot aan dit Petra uitftrekken. Deze
klip was voor de Herderen van 't woest
Arabie veeltyds een toevlugt en verze
kering, en ene berging van kostelyke
fchatten en geurige fpeceryeneen fta-
pel en verzamelplaats van de dierbaar-
ite voortbrengfelen der Natuur, en de
heerlykfte kleinodiën die derwaards
uit gelukkig Arabiewerden aangebragt,
en verder van de Nabatheen naar (f)
Rhinocolura aan de Middelandfche Zee
overgedragen, om wyds en zyds ver
voerd te worden. Vreeslyk en groot
zyn de zanden waar aan dit Sebhg ligt,
en
(_e) PLIN. v 24. (f) STRABO p. m, 78x,
(c) DIONYSIUS Perieg. n2V. 754. fqq. AGA-
THEMEIU Lib. II. c. n de Geogr.
(d) p. m. 767. 779, 765.