heilige aardrykskunde 513 lyks in 't groote en kleine vee beftond niet altyd door de zonne wordt ge- fchroeidnoch voor vinnige koude bloot ftaattwee uiterften die voor de veefok- kery zeer fchadelyk zynmaar daaren boven was het uitermaten dienftig voor het onderhoud van kemelenv die daar een voeder voor hunne magen vinden, en een drooge grond en zand, voor hun het best om daar op te treden. Een land derhal vendat aan ene verfcheiden- heid van beesten een eigentlyk en gezond voedzel uitleverde, en daar door ook aan een meenigte van omzwerven de herderen een onderhoud en beftaan verfchafte. Hoe min begeerlyk het dan ook wezen mogt, zoo liet het echter niet na vee- en volkryk te wezen; als blykt uit de woorden van strab o, door eusta- thius {ad Dionys. vs. 955.) (q) bygebragt, en van Dr. edw. simson ten onrechte beoordeeld, als of voor TtoXvstvfyog (r) TioAvaevos behoorde gelezen te worden (want in de woorden dvfyog en d-vcg warren altemets dej affchryvers) (s), het II Deel. Kk te- Cq) P 777- (r) Chronic. Ed. Wesf. p. 103. (S) BOCHART. torn. i. L. IL C. XLV. 475,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 589