macht, verdeelden zy hunnen buit en
kudden, lieten hunne vrouwen, kinde
ren, ontilbare goederen enz. met ene
goede bezetting in deze vesting, en ver
spreidden zich in verfcheiden hoopen
door dit Er ets, alwaar zy, even als de
Numidiers (f die van melkkaaszui
vel en het vleesch hunner kudden leven
beter den dorst konden uitharden dan
de genen die hennazetteden, en die aan
zulk ene fobere en eenvoudige fpyze niet
gewend waren. Zy behielpen zich met
eenige kruiden die hier uit de aarde
voortkwamen en met noch eenige
boomgewasfen die dit dorre land uitle
verde. Zy mengden wilden honing met
water, dat zy uit fonteinen of putten
by hen alleen bekend fchepten en
wier monden of openingen van boven
toegeftopt voor hunne vyanden verho
len waren; die wegens dorst, hitte en
vermoeyingen in dit zand fchielyk ge
noodzaakt werden den hertred aan te
Kk 5 ne-
HEILIGE A ARDRYKSKUNDE 521
(f) SALLUST. B. J. p. m. 324. ld ubiqueet in Ormri
Africaqua procul a mart incultius agebateo facilius to-
hrabaturquia Numidae plerumque ladeferina carne
vejcebaniurneque alia gula irritamenta quarebant.
Cibus illis adverfum famemftim non lubidinineqtn
luxuries er at.