heilige aardrykskunde. 529
zich begevende, aangemerkt wordt als
geweken te zyn naar ene wildernisfe
daar men, even als op zee,naar den loop
der Herren zynen weg moet inrichten
hoedanig een vreeslyk zand tusfchen het
ft eenachtig en gelukkig Arable inligt, en
zich langs Petra en het verblyf der Ke~
dar een enz. henen ftrektwaar in zich
die herders in den nood begaven om de
handen hunner vervolgers te ontfnappen.
Een veilige fchuilplaats voorwaar, een
woest- en waterloos zand, daar de vy-
andwelke hen wilde nazettenals niet
kunnende (q) ontdekken de putten die
de herders gegraven maar met aarde o-
verdekt hadden, van dorst moest ver-
fmachten. Derhalven was een zandzee
die hier en daar een weigrond hadvoor
herders een veiliger toeverlaat dan de
holen en fpelonken in de bergen, waar
in zy van den vyand omfmgeld, met
hunne kudden het niet lang zouden uit-
II Deel. LI hou-
(q") DIODOR. SICUL. Tom. II. L. XIX. 94. QiXstevèepot
Ss sla SiuQepóvru;nat otciv icoXsydav Svvaixi; aSpa1
crpocr/vjCpévy&ri eis t$v *sp^ovjraiJT\%pjf^evo(
'oyjjp&l^uti- üvuSpog yap kaa. toTs fj.èv aXAois avevt&KTÓs
'éqti rdrotg SèHUTegne'JUiióiriv ayyeTa stara yïjs 'cpvxra
vtemviaiJ-éva fttvois nupa/jTtn rtp azCpxhciav Conf. L.
XIX, 96.