530 JUSTUS TJEENK OVER DE houden, maar als in een kooi of hal by een gejaagdzich met al het hunne zou den moeten overgeven. Die in 't Oosten in oorlogstyden tot kuilen en holen in 't gebergte henen vliedenzyn menfchen die behendig aan ene plaats blyven. Richt. VI. 2. i Sam. XIV. 11maar dit was de gewoonte niet van herderen die met hunne kudden omzwervenwelke nimmer naar fpelonken, holen, vestin gen of heden wyken, als zy hunnen vlugt tot de wildernisfen open hebben. De Nakomelingen van Nabajoth en Kedardie in tenten woonen, en wier heerlykheid het (r) vee ishadden zich wel het meest door dit Er ets verfpreid want hun land lag tusfchen den Eupbrat en den Arabifchen zeeboezemen zy trokken om, met hun veedoor dit wyd- Jïrekkend zanden hoegen zich neder, waar zy weide vonden. Hunne gebie ders of opperhen komen dikwyls zoo by gewyde als ongewyde fchryvers onder den naam van Koningen voormaar in onze plaats heeft de bevelhebber der Ara- biers by Petra een meer nederigen tytel van heerfcheren het is opmerkelyk dat het (r) ICELAND Palast, illustr. po. feqq. BACHIENE H. Geogr, I. D. kl. 346.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 606