54° justus tjeenk over de beter was te wonendan by ene zeer ky- vachtige en toornige huisvrouweSpreuk XXI, 19. Jefus Sir ach XX F. 20. Wist god in deze wildernisfenin die woeste en [luwende zand-akkerszyn volk te onderhouden en met heil te kroonenzoo wilde Hy daar in niet dul den de weerfpannigheid en harde taal der ongeloovigenmaar velde hen ter neder in die zanden, en maakte ten niet de genen die zich tegen den he ere ver zameld hadden. Jacobs kinderen ondervonden geduu- rig, wen zy hun betrouwen op god niet vestigden, de ongemakken en on heilen van een onherbergzaam landhon ger, dorst, elende, vermoeijing, beroo- ving, angst en vreze. Alle die ongemak ken, afmattingen en gevaaren, welken zy moeten uithardendie in deze dagen het woest- en fleenachtige Arabie doortrek ken: onheilen echter, meer aan hunne weerbarftigheid en ongeloove, dan aan de gefteltenisfe des lands te wyten. Ge merkt zy door de wolk- en vuurpyler be dekt en verlicht, en van den opper ft en Herder der fchapen bezorgd werden, die machtig was alle hunne vyanden voor hun aangezichte te verjagende WO.es-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 616